Western Star
| 13:17 | Arjan Olsthoorn

Throwback: Western Star in Nederland

Een echte Amerikaan heeft een lange hoekige neus, komt vaak uit de Paccar-stal en is al lang maar weinig veranderd. Ook Western Star bouwt nog zo’n klassieker. We gaan voor Truckstars Throwback Thursday terug naar Truckstar editie 1 – 2015. Daarin schreven we over deze Western Star, die geniet van zijn pensioen in Nederland.

Nederland, met zijn beperkte lengtematen, is niet echt geschikt om een trekker met de wielbasis van een bakwagen voor gewoon transport in te zetten. Maar in het hobby- en showcircuit is er bijna geen truck die zoveel aandacht trekt als een klassieke Kenworth of Peterbilt met een enorme slaapcabine en tonnen chroom. Sinds de jaren ’80 hebben honderden van zulke trekkers hun weg naar een liefhebber gevonden en zijn daarna kunstig verbouwd of fraai gerestaureerd. Door de lage dollarkoers hoeft zo’n Amerikaan geen vermogen te kosten. Bovendien is het tegenwoordig vrij gemakkelijk om een Mack, Kenworth of Peterbilt met wat Europese aanpassingen door de keuring te krijgen. Bij een Canadese Western Star ligt dat iets moeilijker, maar ook daarvoor geldt dat de aanhouder wint.

Western Star

‘Omdat een Western Star in Europa zeldzaam is, trek ik veel bekijks’, zegt Peter.

Liever hoekig
Het aantal Western Stars dat in Nederland ‘asiel’ heeft aangevraagd, is op één hand te tellen. Hoewel de Western Star 4964 qua techniek veel overeenkomsten heeft met een Amerikaanse custom built truck uit de jaren ’80, ziet de Canadese torpedo er toch anders uit. Want waar de Kenworth W900 en Peterbilt 379 de elegantie van een baksteen hebben, oogt de 4964 met zijn meer vloeiende lijnen van motorkap, spatborden en cabine beslist moderner. Toch werd dit model al meer dan dertig jaar geleden voor het eerst op de markt gebracht en in iets gewijzigde vorm wordt hij nog altijd gebouwd. Door de matige stroomlijn is het geen truck voor grote bedrijven waar iedere liter brandstof telt. Maar er zijn nog veel eigen rijders die vorm belangrijker vinden dan functie (lees: brandstofverbruik). Dat geldt ook voor Europese liefhebbers die zo’n truck voor hun plezier kopen.

Lees ook
Throwback: De Renaults Magnum van Hannewijk

Een gestroomlijnde Amerikaan zie je hier zelden: het moet een ‘klassiek’ model zijn, dus met een lange hoekige motorkap en een (te) smalle cabine maar wel met een grote slaapkooi. Precies wat Peter Holkema uit Middelharnis ook voor ogen had. Hij verklaart: “Voor de liefhebberij wilde ik een truck met uitstraling hebben. Het merk maakte me niet uit. Een dikke Kenworth of Peterbilt torpedo is ook leuk, maar daar zijn er al zoveel van.”

Kampeerauto’s
Hoewel de Zuid-Hollander als bedrijfsleider bij een grote jachthaven in Oostvoorne de kost verdient, heeft hij voor zijn genoegen al heel wat grote voertuigen opgeknapt of verbouwd. Hij vertelt: “Ik werk al 41 jaar in de watersport, maar een boot heb ik niet. Varen vind ik gewoon niet leuk. Er moeten wielen onder zitten. Nadat ik een aantal kleinere campers had gemaakt, kocht ik in 1995 een oude Setra touringcar met Mercedes dieselmotor achterin. Toen de stoelen en andere zaken er uit waren, heb ik hem ingericht als luxe kampeerauto. Daar deed ik vier jaar over, maar toen was het echt een plaatje.” Hoe mooi de Setra ook was geworden, in 2001 verkocht Holkema hem weer. “Lilian heeft er wel een traantje om gelaten, want het was echt een droomwagen. We hebben er ook heel Europa mee door gescharreld.”

Peter wilde echter een nog grotere camper bouwen. Dus gooide hij het over een andere boeg: een trekker met oplegger moest het worden, en dan liefst een Amerikaan. “Ik heb nog even aan een Scania 142 of 143 V8 met neus gedacht, maar die had in mijn ogen toch te weinig uitstraling. Het ding moest een stoere snuit hebben, met grote pijpen en veel chroom. Lilian gaf het project na wat aandringen ook haar zegen. Ze heeft er kennelijk vertrouwen in dat ik geen echt gekke dingen doe!”

Via de website van Frank Spits kwam Peter in 2001 bij Lenferink Auto’s in Almelo terecht. “Die had een Kenworth K100 frontstuur staan, maar dat vond ik niets. Het moest een torpedo zijn. Op een landje bij het bedrijf stond deze Western Star als reclameobject. Het leek een goede auto, maar bij nader onderzoek bleek er nogal wat aan te mankeren. Ik heb hem toch gekocht, want het model sprak me direct aan. Het is ook weer eens wat anders dan een Kenworth of Peterbilt. Het was overigens wel een rijdende auto. Eenmaal thuis ben ik er meteen aan begonnen. Ik heb de cabine gedemonteerd, het chassis helemaal uit elkaar genomen en de 66-inch ‘sleeper’ van binnen kaal gemaakt. Ik woonde toen nog in Oostvoorne en had een schuur bij het huis. De truck paste er niet in, maar de losse carrosseriedelen wel.”

Renovatie Western Star

De renovatie vond vooral ’s winters plaats, zodat ze ’s zomers konden rijden.

Toen na ettelijke maanden noeste arbeid de trekker weer aardig mobiel was, gingen Peter en Lilian er ’s zomers mee op pad. “In de winter pakte ik de renovatie dan weer op.” Na de aankoop van de Setra had hij zijn groot rijbewijs en diploma’s voor personen- en goederenvervoer gehaald. Hij verklaart: “Ik heb trucks altijd al leuk gevonden, maar beroepshalve er nooit wat mee gedaan. Wel heb ik jarenlang voor de Ropa-Run op de vrachtauto gereden. Vaak met een Tautliner naar Parijs. Zulk vrijwilligerswerk doe ik nog wel eens.”

Eerste eigenaar
Veel van de historie van de uit 1988 daterende trekker weet Holkema niet. Hij zegt: “Alleen dat hij uit Canada komt en oorspronkelijk lichtblauw was met witte strepen. Volgens insiders heeft hij daar bij het grote transportbedrijf Maritime Ontario gereden. Op de teller staat 1,4 miljoen kilometer, dus de auto heeft wel gewerkt. Voor zover bekend, is de Cummins NTC400 dieselmotor nooit uit elkaar geweest. Ik heb de startmotor laten reviseren, de kleppen gesteld, pakkingen en motorrubbers vervangen, en nieuw binnenwerk in de radiateur laten monteren. In 2005 was hij technisch zover in orde, dat we met de losse trekker op pad konden gaan. De slaapcabine had ik intussen ook helemaal opnieuw bekleed met kunstleer en noppen. Er zitten nu een wc, wastafel, koelkast, standkachel en dubbel bed in, dus eigenlijk is het een mini-camper.”

De grote slaapkooi is van aluminium met een polyester hoed. De motorkap is eveneens van kunststof, maar de cabine van staal. Peter: “Op een paar dragende ijzeren delen van de motorkap na, was er nauwelijks iets verrot of gedeukt. Dat scheelde een hoop werk.”

Campina citytrailer
In 2008 vond Holkema een geschikte oplegger voor de Western Star in de vorm van een uit 1992 daterende ESVE citytrailer. De kabelgestuurde enkelasser met koelopbouw was van Campina geweest. “Dat stond met koeienletters op de zijkant. De koelmotor en laadklep heb ik er afgehaald. Aan de achterkant heb ik een nieuwe roldeur aangebracht en aan de zijkant een gewone deur. In de zijwand kwamen ook vier kleine raampjes en bovenop een paar dakluiken. Aan het chassis heb ik kisten gemonteerd voor de boiler, accu’s en tanks voor schoon en vuil water. Omdat één zo’n asje natuurlijk geen gezicht is, zijn er achteraan een paar extra wielen gemonteerd. Het geheel moest wel een Amerikaanse look hebben.”

Net als de trekker werd de oplegger helemaal ‘maroon’ (kastanjerood) met wit gespoten. “Volgens de folder is dat de echte Western Star-kleur. Het interieur van trekker en trailer is daar ook op afgestemd.” Vervolgens bracht airbrush-artiest Ronald Bagijn uit Rockanje schitterende beschildering aan. Links op de trailer staat een overval op een postkoets afgebeeld en aan de andere kant een Amerikaans landschap met indianen. Op de bergkisten van de trekker werden ook enkele Western-motieven in airbrush aangebracht. “Daar trekken we veel bekijks mee,” verklaart Peter.

Western Star

Het idee voor kastanjerood kwam uit een Western Star-folder.

Wie het voorrecht heeft binnen te mogen kijken, kan niet anders dan bewondering hebben voor de creativiteit van het Peter en Lilian. “Het is luxe rijden en wonen. Er is echter één nadeel: het geheel is wel erg groot geworden en daardoor zijn ze op sommige campings niet zo erg blij met ons.”

Tekst en foto’s: Niels Jansen

Meepraten? Schrijf hier jouw reactie