Bij Oliehandel Rooijakkers mag niets weg. Wat wordt aangeschaft blijft. Dat heeft geleid tot een unieke collectie brandstofwagens.
Nieuwsgierig naar het volledige verhaal? Dit artikel is eerder gepubliceerd in Truckstar Classics #3.
Hij heeft het van zijn moeder, denkt hij. Nou, hij weet het eigenlijk wel zeker. Zijn vader Leo senior, eigenaar van een brandstoffenhandel in Wassenaar, had een Morris Minor om kleine (spoed)bestellingen mee te rijden. Die had de bijnaam Spoetnik. Toen zijn vader het wagentje had verkocht, brak zijn moeder in tranen uit toen ze het nieuws vernam in de keuken. „O nee, niet de Spoetnik, niet de Spoetnik”, jammerde ze. „Ik kan ook geen afscheid nemen van dingen”, zegt Leo Rooijakkers, die het in 1884 opgerichte bedrijf van zijn vader overnam. Dat trekje heeft ervoor gezorgd dat er vandaag de dag een unieke collectie brandstofwagens in en om de garage aan de Rijksstraatweg in Wassenaar staat.
‘Alles is hier gedateerd’
„Alles wordt nog gebruikt”, vertelt Leo in het kantoortje van de loods. Het lijkt alsof de tijd ergens in de jaren zeventig de grip op deze kleine ruimte heeft verloren. Op het robuuste ijzeren bureau van de brandstofhandelaar ontbreekt een computer. Wel staan er op elkaar gestapelde plastic bakjes waar papieren in liggen. Op elk bakje zit een witte sticker met zwarte tekst. Onder meer te lezen op de stickers zijn ‘Actueel’, ‘Lopende zaken’ en ‘Offertes’. Aan een van de wanden hangt een schijvenhouder, die nog altijd in gebruik is. De luxaflex houdt het zonlicht op afstand. Boven de deur naar de garage kijkt Leo senior vanaf een foto toe. Op de vensterbank staan modelletjes van oude tankwagens. „Alles is hier gedateerd”, grapt de 68-jarige ondernemer terwijl hij opstaat vanuit zijn bureaustoel. „Het echte kantoor, waar de administratie wordt gedaan, staat elders in Wassenaar”, zegt hij daarna op serieuze toon. Daar staan wel computers. „De lezers moeten niet de indruk krijgen dat we niet met onze tijd meegaan”, zegt Leo lachend. Het bedrijf heeft drie vestigingen in Wassenaar. Naast deze locatie zijn er nog twee tankstations. In totaal staan er negen mensen op de loonlijst.
Koning te rijk
We lopen naar de 82M. Leo opent het portier en gaat erin zitten. Hij kijkt rond, aait terloops het stuurwiel en ademt even diep in door de neus. „Je ruikt nog gewoon mijn vader. Apart hè?”, zegt hij. Senior werkte tot zijn 73e mee in de zaak. „Alleen hij en ik hebben ermee gereden, voor de rest niemand”, vertelt Leo. Opmerkelijk: de wagen begon bij de brandstoffenhandel als trekker. Zes jaar later werd hij omgebouwd tot motorwagen en kreeg hij van Dijssel een splinternieuwe tank op de rug. De 112M ernaast begon zijn loopbaan bij Rooijakkers ook als trekker. Nu worden met deze klassieker IBC’s en kleine dieseltanks naar onder meer bouwplaatsen vervoerd. We lopen naar de achterkant van de vrachtwagen. „Kijk”, zegt Leo, die half voorovergebogen staat en wijst op een deel van het chassis, „dat stuk daar kan naar beneden. Met rijplaten kunnen er dan mobiele tanks worden opgereden.”
Scania kwam pas in het wagenpark toen het bedrijf de wind in de zeilen kreeg, vertelt de brandstoffenhandelaar. Daarvoor, toen het nog flink aanpoten was en er zuinig met geld moest worden omgegaan, werd er met Fords uit de D-serie gereden. Eind jaren zestig schafte Leo senior de eerste Scania aan, een gebruikte L76 6×2-motorwagen. Daarna volgde een LB86. „Dat was wat hoor, toen de eerste Scania kwam. Ik voelde me de koning te rijk, joh!”
DAF 1400 als noodoplossing
We wandelen naar buiten, naar de Opel Blitz (1963), DAF 1400 (1977) en Chevrolet 6500 (1957) die rechts van ons in het zonnetje staan. Het zijn wagens die niet zijn gebleven, maar later door de brandstoffenhandelaar in de hoedanigheid van verwoed verzamelaar zijn aangeschaft. „Precies zo’n Chevrolet hebben we wel gehad”, zegt hij over de rood-grijze Amerikaan. Leo kan zich de zwart-witfoto waar de wagen vergezeld van zijn zusje en vader bij het treinstation van Voorschoten staat nog zo voor de geest halen. „Het grijs heb ik, toen de zaak eenmaal van mij was, vervangen door lichtblauw.”
Leo knikt even naar de DAF. Die kocht hij als noodoplossing. Dat zit zo: Leo had de 94G besteld en wilde de Dijssel-opbouw van de 82M over laten zetten, tenminste, dat was het originele plan. Na veel en lang dubben besloot hij er toch een nieuwe tank op te laten zetten. In deze periode, tussen 2001 en 2002 was dat, deed de DAF met Ten Cate Almelo-tankopbouw vrolijk dienst. „Het is een heel fijn wagentje. Met deze kun je zuigen zonder de slang vacuüm te trekken”, weet hij. Liefdevol spreekt hij over het hydraulische pompje dat erop zit. „Och, dat loopt zó mooi”, zegt hij met een gelukzalige blik. „Wel veel duurder dan een mechanische pomp, dat wel”, geeft hij toe. Over de Blitz zegt hij: „Als je hier tegenaan loopt, kun je dat toch niet laten staan?”
Uitkijken naar andere loods
Als het aan Leo had gelegen, was de Scania R410 er niet geweest. Die kwam in de plaats van, ja, een neus. Preciezer: een Scania 114L 380 4×2-trekker uit 2000. René van Santen, dé chauffeur bij Rooijakkers (hij en Leo zijn degenen die rijden), wilde er op een gegeven moment niet meer mee de weg op. De wagen zwabberde volgens hem tijdens het remmen. Leo ging overstag en schafte de Next Gen voor hem aan, een ex-Schenk-wagen. René dolgelukkig, Leo verdrietig, want van deze neus, die de naam Rooije-Stier droeg, heeft de brandstofondernemer alleen nog maar foto’s. Dat ligt nog steeds gevoelig. „Ik kon hem nergens kwijt”, zegt hij verontschuldigend over waarom hij met zijn eigen regel brak. Elke keer als hij de wagen in een verkoopadvertentie voorbij zag komen, voelde hij de pijn van zijn beslissing weer. „Ik was blij dat hij op een gegeven moment uit het zicht was verdwenen.”
Het gebrek aan ruimte is wel een dingetje voor Leo. Hij kijkt uit naar een andere loods. De Scania’s staan hier op deze locatie, maar de rest staat opgeslagen in een loods aan de rand van Wassenaar. „Die is nu vol”, zegt Leo. Daar kan niets meer bij, maar daar moet binnenkort nog wel wat bij: een Bedford TK-brandstoffenwagen uit 1975. Die staat nu nog in Hoogvliet, waar hij wordt opgeknapt. En een haast traumatische beslissing nemen, zoals Leo met de 114L deed, wil hij nooit meer.
Tekst en foto’s: Jasker Kamps