Slechts 16 maanden na het leggen van de eerste steen heeft MAN de uitbreiding van zijn fabriek in Krakau met succes voltooid. De truckproductie vindt plaats in drie ploegen en wordt tegen het einde van het jaar nog verder opgevoerd.
MAN investeerde ongeveer 200 miljoen euro in de uitbreiding van de Poolse productielocatie. De fabriek is uitgebreid met ongeveer een derde van de oppervlakte en beslaat nu 41 hectare. Bijna even groot als zestig voetbalvelden.
Capaciteit drie keer zo groot
Voorheen werden op deze productielocatie alleen zware trucks gebouwd. In de toekomst gaat de vestiging ook lichte en middelzware modellen bouwen. Na de ombouw kunnen nu dagelijks ongeveer 300 voertuigen en cabines op de assemblagelijn in Krakau worden gebouwd in drieploegendienst. waarmee de capaciteit ongeveer drie keer zo groot is geworden. Bovendien werd een nieuwe verwarmingsinstallatie geplaatst die werkt met pellets, wat bijdraagt aan de geplande CO2-neutraliteit van de vestiging.
Tijdens de openingsceremonie, die werd bijgewoond door overheidsvertegenwoordigers en andere genodigden, zei Alexander Vlaskamp, voorzitter van de Raad van Bestuur van MAN Truck & Bus SE, het volgende. “De uitbreiding van de fabriek is een belangrijke bouwsteen in de transformatie van MAN. We hebben ons productienetwerk fundamenteel geherstructureerd. Dit maakt ons veel concurrerender in deze uitdagende tijden.”
1500 nieuwe banen
Met de toevoeging van 1.500 nieuwe banen zijn er nu drie keer zoveel werknemers als vóór de verbouwing. In totaal gaat het om meer dan 2.600 werknemers. Dit betekent dat de jongste fabriek van MAN 15 jaar na de opening zijn succesverhaal als efficiënte productielocatie en topwerkgever kan voortzetten.
“Krakau is een zeer efficiënte en hooggekwalificeerde locatie. Ongeveer tweederde van alle trucks en truckcabines van MAN wordt hier volgens zeer strenge kwaliteitsnormen geassembleerd. Bovendien bieden we met de aangepaste trucks voertuigen die specifiek zijn aangepast aan de behoeften van onze klanten”, aldus MAN-directielid Michael Kobriger.
